Er was eens een mooie engel. De engel had een goed leven en toch was hij af en toe ontmoedigd en ja, zelfs treurig. Waarom? Hij wist het zelf niet. Wie was hij? Wat deed hij? Wat was zijn taak? Ach, alles lag in zijn handen, maar hij zag het niet. Hij was er blind voor.
God keek meewarig naar hem. "Engel", vroeg God, "wat wens je?"
"God" antwoordde de engel, "ik wil mijn taak kennen."
God antwoordde: "Ga heen en verken de wereld, gaandeweg zal je je taak ontdekken."
De engel vertrok en de weg bleek veel langer en moeilijker te zijn dan hij dacht. Nu had hij redenen om te twijfelen en ongerust te zijn: hij had zijn God uit het oog verloren.
Op een dag herkende hij het goddelijk Licht. Hij haastte er zich naar toe, struikelend over de verschillende obstakels. Niets kon hem nog tegenhouden om naar Huis te keren.
Als hij eindelijk God terugzag, zei de engel: "God, hier leg ik al mijn kunnen en mijn kennis in Uw handen. Mijn leven behoort U toe."
(Marleen Crabbe - 1999)